sleuteltermen
- ontbering: de handeling van ontneming, onteigening of verlies; de handeling van het deponeren of afstaan van enige waardigheid.
- relatief: verbonden met of afhankelijk van iets anders; niet absoluut; vergelijkend.
relatieve ontbering is de ervaring van het worden beroofd van iets waarop men voelt recht te hebben., Het verwijst naar de ontevredenheid die mensen voelen als ze hun posities vergelijken met die om hen heen en beseffen dat ze minder hebben van dat waar ze zelf recht op hebben. Sociale wetenschappers, in het bijzonder politicologen en sociologen, hebben “relatieve ontbering” (vooral tijdelijke relatieve ontbering) genoemd als een potentiële oorzaak van sociale bewegingen en deviantie. In extreme situaties kan het leiden tot politiek geweld, zoals rellen, terrorisme, burgeroorlogen en andere gevallen van sociale deviantie, zoals criminaliteit.,sommige geleerden verklaren de opkomst van sociale bewegingen door de grieven te citeren van mensen die het gevoel hebben dat ze beroofd zijn van waarden waarop ze recht hebben. Evenzo, individuen zich bezighouden met deviant gedrag wanneer hun middelen niet overeenkomen met hun doelen.
gevoelens van ontbering zijn relatief, omdat ze voortkomen uit een vergelijking met sociale normen die niet absoluut zijn en meestal verschillen van tijd en plaats. Dit onderscheidt relatieve ontbering van objectieve ontbering( ook wel absolute ontbering of absolute armoede genoemd), een voorwaarde die geldt voor alle kansarmen. Dit leidt tot een belangrijke conclusie: hoewel de objectieve ontbering (armoede) in de wereld in de loop van de tijd kan veranderen, zal relatieve ontbering dat niet doen, zolang de sociale ongelijkheid blijft bestaan en sommige mensen beter af zijn dan anderen., Relatieve ontbering kan tijdelijk zijn; dat wil zeggen, het kan worden ervaren door mensen die ervaren uitbreiding van rechten of rijkdom, gevolgd door stagnatie of omkering van die winsten. Dergelijke verschijnselen staan ook bekend als onvervulde stijgende verwachtingen.sommige sociologen—bijvoorbeeld Karl Polanyi-hebben betoogd dat relatieve verschillen in economische rijkdom belangrijker zijn dan absolute ontbering, en dat dit een belangrijkere determinatie is van de menselijke kwaliteit van leven., Dit debat heeft belangrijke gevolgen voor het sociaal beleid, met name over de vraag of armoede kan worden geëlimineerd door simpelweg de totale welvaart te verhogen of dat er ook egalitaire maatregelen nodig zijn. Een specifieke vorm van relatieve ontbering is relatieve armoede. Een maatstaf voor relatieve armoede definieert armoede als onder een relatieve armoedegrens, zoals huishoudens die minder dan 20% van het mediane inkomen verdienen. Merk op dat als ieders reële inkomen in een economie toeneemt, maar de inkomensverdeling gelijk blijft, het aantal mensen dat in relatieve armoede leeft, niet zal veranderen.,critici van deze theorie hebben erop gewezen dat deze theorie niet verklaart waarom sommige mensen die zich ontevreden voelen, geen actie ondernemen en zich aansluiten bij sociale bewegingen. Tegenargumenten zijn onder meer dat sommige mensen vatbaar zijn voor conflict-vermijden, op korte termijn gericht zijn, of dat dreigende levensmoeilijkheden kunnen ontstaan omdat er geen garantie is dat levensverbetering het gevolg is van sociale actie.